Aanspreken op talent B

Voor dit onderzoek hebben drie basisscholen samengewerkt aan een gezamenlijke onderzoekvraag. De scholen hebben elk een eigen aanleiding om mee te doen aan dit onderzoek.

Obs Kolmenscate is een middelgrote school met een gemengde populatie leerlingen. De school wil dat ieder kind zich kan ontplooien op de wijze zoals het kind is. De school wil onderzoeken hoe leerkrachten alle leerlingen kunnen begeleiden bij het ontplooien van talenten.

Ods Het Roessink is sinds 2005 een daltonschool met een gemengde populatie leerlingen. De missie van de school is dat de leerlingen (op)groeien met zelfvertrouwen. De school wil onderzoeken of het mogelijk is om het onderwijs aan meer- en hoogbegaafde kinderen te integreren in de groep en hoe de organisatie van het onderwijs vorm moet krijgen.

Obs Spitsbergen is een kleine basisschool met leerlingen met 20 verschillende nationaliteiten. De school wil aansluiten bij de mogelijkheden van elk individuele kind. De school wil onderzoeken hoe je talentvolle leerlingen kunt signaleren en hoe de leerkrachten in de groep talentontwikkeling kunnen organiseren.

De gezamenlijke onderzoeksvraag is ‘Op welke wijze kunnen leerkrachten geprofessionaliseerd worden om de talenten van leerlingen te stimuleren?

De vraag is beantwoord door literatuuronderzoek, door observaties van het leerkrachtgedrag en door het afnemen van interviews. De observaties zijn uitgevoerd aan de hand van een kijkwijzer die hiervoor is opgesteld. Er is een voor- en nameting uitgevoerd. In de tussenperiode is er een klassenbezoek met feedback geweest . De professionaliseringsaanpak is beschreven in logboeken.

De gegevens zijn zowel kwantitatief  als kwalitatief verwerkt en beschreven. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat er meerder mogelijkheden zijn om de talenten van leerlingen te stimuleren. In hoeverre bij het kind  talenten worden ontwikkeld, hangt mede af van de niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken en de omgevingsfactoren, zoals weergegeven in het model van Heller. De omgevingsfactoren zijn de gezinssituatie (leerhouding en het gezinsklimaat), school (kwaliteit van de instructie en het klimaat in de klas) en ingrijpende levensgebeurtenissen. Houkema en Kaput (2013) beschrijven dat leerkrachten onvoldoende toegerust zijn om leerlingen optimaal te ondersteunen hun talenten te ontwikkelen. Daarnaast hebben leerlingen  nog onvoldoende inzicht en grip op hun eigen ontwikkeling. Volgens Houkema en Kaput (2013) is het essentieel dat de leerling zich betrokken voelt bij zijn eigen ontwikkelingsproces en dat hij hier zelf verantwoordelijkheid voor leert nemen. Het is niet vanzelfsprekend dat leerlingen dit kunnen wanneer hier niet doelgericht aandacht aan wordt besteed. Ze zullen dit moeten leren, zodat ze hun sterke behoefte aan autonomie adequaat invulling kunnen geven in een betekenisvolle relatie tot hun omgeving. De leerlingen hebben de leerkracht hiervoor nodig. Voor het onderzoek is gekozen voor de theorie ‘Building Learning Power’ (BLP) van Claxton (2007, 2013). BLP gaat over het leren van leren. Centraal staat het creëren van een leercultuur in de klaslokalen en in de school in het algemeen. Kwaliteiten kunnen ontwikkeld worden.

De leerkrachten  van de drie basisscholen zijn geschoold in een aspect van  BLP, namelijk  het spreken van leertaal. Doel hiervan is dat leerkrachten het belang inzien  van het stellen van leervragen. De professionaliseringsaanpak kan als ‘blended’ worden omschreven, waarbij scholing is gecombineerd met groepsbijeenkomsten, leer- of pilotteams, zelfstudie en coaching. De professionalisering is schoolbreed ingevoerd en de onderzoekers zijn gefaciliteerd voor de scholing, de implementatie en het onderzoek. De onderzoekers hebben dit uitgevoerd op de eigen school, hetgeen wenselijk is om het leren te bevorderen en vanwege het onderling vertrouwen voor het geven van feedback.

Zowel uit de kwantitatieve als uit de kwalitatieve resultaten blijkt dat er een verbetering te zien is in het handelen van de leerkrachten op de vier geoperationaliseerde dimensies van Claxton (uitleggen, orkestreren, feedback en modelling). Bij de observaties is vastgesteld dat het een significante verbetering betreft bij alle leerkrachten.

In een vervolgonderzoek zullen twee van de drie scholen zich gaan richten op het spreken van leertaal door leerlingen, zodat generalisatie kan plaatsvinden van het spreken van leertaal door leerkrachten naar het spreken van leertaal door leerlingen. Dit onderzoek wordt  in het najaar van 2016 uitgevoerd.